Inleiding door Prof.mr. Kappelle: Pensioen fiscaal en in de pensioenwet.

Prof.mr Kappelle belichtte de fiscale en civiel juridische aspecten, in het kader van de komende pensioenwet.

In de Wet Loonbelasting 1964 is voor pensioen een omkeringsregel opgenomen omdat pensioen een arbeidsvoorwaarde is, daardoor een loonbegrip en dus in principe belast. De omkeringsregel is van toepassing als aan de daarvoor gestelde voorwaarden is voldaan (art.18 t/m 19f Wet Lb 1964), als gevolg waarvan niet de aanspraak op pensioen is belast, maar alle te zijner tijd uit te keren pensioentermijnen wel integraal. De werkgeversbijdrage voor pensioen en de bedragen die worden ingehouden als werknemersbijdrage behoren niet tot het loon. Deze regeling is tot stand gekomen teneinde o.a. een adequate oudedagsvoorziening te stimuleren.

Volgens art 18 Wet Lb 1964 is de definitie van pensioen: Een regeling die uitsluitend, of met het oog op uitzonderlijke gevallen van restbegunstiging nagenoeg uitsluitend, ten doel heeft het treffen van:

  • Ouderdomspensioen
  • Nabestaandenpensioen
  • Wezenpensioen
  • 40 deelnemingsjarenpensioen
  • Arbeidsongeschiktheidspensioen

Er zijn diverse pensioenopbouwsystemen:

  • Salaris/diensttijd op basis van eindloon (max 2 % per dienstjaar) ingeval van salarisstijging, is er sprake van backservice (aanpassing over de achterliggende jaren)
  • Salaris/diensttijd op basis van middelloon (max 2,25 % per dienstjaar) geen backservice
  • Beschikbare premie (gemaximeerd op basis van staffels)
  • Vaste bedragen regeling
  • Veertig deelnemingsjaren pensioen (aanvullen tot 70 % op 63)

De pensioengrondslag bestaat uit het salaris onder aftrek van een bedrag op basis van de AOW. Het fiscale minimum hiervoor is in 2006 een bedrag van € 8096,00, gebaseerd op AOW gehuwden, inclusief vakantiegeld, exclusief de toeslag voor een jongere partner. Dit bedrag mag ook voor een alleenstaande gelden. Ingeval van een DGA met een gedeeltelijke opbouw in eigen beheer, geldt een bedrag van € 11830,00.

De franchise is een deel van het pensioengevend salaris dat buiten beschouwing blijft bij de opbouw van het pensioen, omdat dit wordt gedekt door de AOW uitkering. De franchise is 10/7 x de AOW uitkering. Het ouderdomspensioen is gebaseerd op 70 % van het salaris minus de franchise. Ouderdomspensioen en AOW vormen dan samen 70 % van het salaris.

De pensioenwet, die inmiddels is aangenomen door de Tweede Kamer en naar verwachting in de Eerste Kamer in oktober/november 2006 wordt behandeld, met als beoogde ingangsdatum 1 januari 2007, heeft tot doel de verhoudingen tussen de betrokken partijen scherper te definiëren en de eigen verantwoordelijkheid van de uitvoerder te regelen, met name waar het gaat om informatievoorziening. Er is een overgangsregeling: de voor de uitvoeringspraktijk bezwarende artikelen worden van kracht per 1 januari 2008. Uit de memorie van toelichting blijkt dat de pensioenen behoren tot de verantwoordelijkheid van de sociale partners. De rol van de overheid ligt in het waarborgen van de afspraken die de sociale partners met elkaar maken, zoals waarborgen voor -financiële zekerheid, -individuele zekerheid en -uitvoeringszekerheid.

In de pensioenwet worden diverse gebeurtenissen benoemd en duidelijke taken voor  de werkgever en de pensioenuitvoerder, met name op het gebied van informatievoorziening, bijvoorbeeld:

  • Indiensttreding

De werkgever dient binnen een maand na aanvang van de werkzaamheden de werknemer te informeren of hij hem een aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst doet en zo ja, binnen welke termijn en wie de pensioenuitvoerder is. Een pensioenovereenkomst is vervolgens een pensioentoezegging.

  • Opname in de regeling

De verantwoordelijkheid voor de opname ligt bij de werkgever. Partijen bij de regeling zijn de werkgever en de werknemer en de regeling dient o.a. te omvatten: -karakter, – duur uitkeringen, -toeslagverlening, ambitieniveau en voorwaarden en -mag niet in strijd zijn met de Pensioenwet. De max toetredingsleeftijd is 21 jaar, voor Nabestaanden- en Arbeidsongeschiktheids-pensioen geen wachttijd en voor Ouderdomspensioen maximaal 2 maanden.

De werkgever brengt een pensioenovereenkomst onder door onmiddellijk een uitvoeringsovereenkomst te sluiten met en in stand te houden bij een pensioenuitvoerder, uiterlijk wanneer een werknemer pensioenaanspraken verwerft.

Bij de opname in een regeling zijn werkgever en pensioenuitvoerder verantwoordelijk voor de verstrekking van een startbrief, binnen drie maanden na start verwerving aanspraken, met daarin o.a. informatie over de inhoud van de regeling, het karakter enz. De pensioenuitvoerder is vervolgens verantwoordelijk voor de verstrekking van het pensioenreglement. Daarin is onder andere opgenomen: -omgang inkomende waardeoverdracht,   -hoogte ruilvoet, opbouwvoet en afkoopvoet.

Tot slot dient de werknemer tijdig, duidelijk en begrijpelijk geïnformeerd te worden. Jaarlijks dient o.a. verstrekt te worden: -opgave van verworven pensioenaanspraken, -opgave van reglementair te bereiken aanspraken, -opgave factor “A”.

  • Uitdiensttreding

Ten tijde van uitdiensttreding dient de nog verschuldigde premie binnen dertien weken te worden voldaan en de uitkeringsovereenkomst en kapitaalovereenkomst moeten volledig zijn gefinancierd. De opgebouwde aanspraken blijven behouden, ook ingeval van een verlaging van de pensioengrondslag. De pensioenuitvoerder dient de deelnemer informatie te verstrekken die specifiek in het kader van de beëindiging relevant is en direct en vervolgens elke vijf jaar te informeren over de opgebouwde pensioenaanspraken. Nadere regels inzake dit aspect volgen bij AMvB.

  • Pensionering

De pensioenuitvoerder verstrekt degene die pensioengerechtigd wordt een opgave van zijn pensioenrecht en een opgave van de mogelijk opgebouwde rechten op een nabestaandenpensioen. Jaarlijks dient een nieuwe opgave te worden verstrekt. Ook hierbij geldt dat nadere regels volgen bij AMvB.

 

Inleiding door Herman Dreesman: Pensioenschade na letsel

Het thema van de lezing was: anders rekenen-anders regelen.

Herman Dreesman somde de pensioennormen nog eens op: ouderdomspensioen: 70 % van het salaris (tot max 100%), weduwen/weduwnaars/partnerpensioen: 70 % van het ouderdomspensioen en wezenpensioen 20 % van het nabestaandenpensioen of 14 % van het ouderdomspensioen.

Bekend wordt verondersteld dat er diverse pensioenstelsels zijn, t.w. op basis van middelloon, eindloon, beperkt eindloon en beschikbare premie.

Voor een eindloonregeling is de basis alle structurele bruto loonbestanddelen en bij een middelloonregeling, alle bruto loonbestanddelen.

Er zijn diverse vormen van AOW-franchise op basis van ofwel AOW gehuwden (€ 23.133) ofwel AOW ongehuwden ( € 16.901). Enige voorbeelden van gehanteerde franchise: -de algemeen Witteveen-franchise € 11.566, -ABP      € 9.600, -PGGM € 9.566, -BPF Wegtransport € 9.566, -BPF Metaal € 13.965,    -O.P.F. Ahold € 14.218 en O.P.F. Vendex € 16.900.

Het pensioen wordt opgebouwd met een percentage per dienstjaar, standaard is dit 1,75 %, bij middelloon maximaal 2,25 % per jaar en bij eindloon maximaal 2 % per jaar.

Ingeval van letsel en blijvende (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid kan er dus pensioenschade ontstaan. Voor berekening van de pensioenschade is van belang:

  • Pensioenregeling op het moment voor ongeval
  • Pensioenvoorzieningen (premievrije of gedeeltelijke opbouw) met ongeval
  • De gehanteerde franchise en het opbouwpercentage
  • De verwachte carrière

Aan de hand van deze gegevens kan de pensioenschade berekend worden. Bij een vaststelling van de pensioenschade kan worden uitgegaan van een aantal wijzen van vergoeding, zoals:

  • Contante waarde

Een veelal gebruikte oplossing, waarbij de schade op netto basis wordt berekend en waarbij rekening worden gehouden met vermogensrendementsheffing in Box 3.

  • Koopsomstorting bij een verzekeraar, die voldoet aan de in de Pensioenwet geformuleerde eisen

In dit geval is de netto schade weliswaar het uitgangspunt, maar de jaarbedragen dienen gebruteerd te worden vanwege belastbaarheid in Box 1 vanaf het moment van uitkering op de pensioengerechtigde leeftijd. Wel kan rekening worden gehouden met de fiscale aftrek van de koopsom.

  • Koopsomstorting bij de eigen pensioenverzekeraar

Hiervoor geldt hetzelfde als bij een verzekeraar. Het voordeel voor het slachtoffer is dat alles bij één verzekeraar blijft.

Hoewel het lijkt alsof de pensioenschade tot een lagere schadelast leidt als uitgegaan wordt van de contante waarde methode (netto-box 3), is het zeker zinvol ook de beide andere opties (bruto-box 1) te laten berekenen ingeval van een wat langere looptijd.

Herman Dreesman behandelde voorts nog diverse casussen met verschillende rekenmethodieken.

Na de koffie volgde nog een interessante vragenronde, waarbij de diverse rekenvoorbeelden aan de orde kwamen, maar ook de gevolgen van de toepassing van verschillende franchise bedragen en opbouwpercentages.