Het NIS had er voor gekozen om deze avond in te vullen met een inleiding van Peter Langstraat, voorzitter van de LSA en Jaap Smit, voorzitter van de Stichting Keurmerk Letselschade. Het onderwerp was de gedragscode Letselschade en in het verlengde daarvan het Keurmerk Letselschade. Bij deze avond was een journalist, de heer Frans Glissenaar aanwezig van het programma Zembla. Hij verdiept zich in het onderwerp “de rol van de letselschaderegelaar in het schaderegelingsproces”.
Inleiding Peter Langstraat
Peter heeft op zijn manier, ietwat prikkelend en provocerend, kond gedaan van de opvatting van de LSA en niet in de laatste plaats ook van zijn eigen visie, over de betekenis van de Gedragscode Behandeling Letselschade (GBL) en in het verlengde daarvan de Stichting Keurmerk Letselschade (SKL). Tijdens de presentatie van Peter was er voor de toehoorders voldoende gelegenheid om in te gaan op stellingen van Peter. Door alle publiciteit over het onderwerp letselschade is de politiek en daardoor de overheid geïnteresseerd geraakt heeft zich vervolgens in het onderwerp verdiept en geoordeeld dat er in het proces van letselschaderegeling de nodige verbetering wenselijk/noodzakelijk was.
De oorsprong van de bijzondere interesse van het algemene publiek, de journalistiek en de overheid vloeiden voort uit bevindingen van bijvoorbeeld de Stichting de Ombudsman, de media in programma’s zoals Radar en wetenschappelijke onderzoeken.
De conclusie was dat er iets zou moeten veranderen. In de schaderegeling van letselschaden wordt 90-95% in buitengerechtelijke setting geregeld. Is dat zo slecht of hebben niet al te representatieve onderzoeken en programma’s een op zijn minst onvolledig beeld van letselschaderegeling in Nederland neergezet.
Het officiële standpunt van de LSA:
“Individuele LSA leden zullen, als zij een zaak in behandeling krijgen, met hun cliënt een plan maken over de wijze waarop de zaak behandeld moet worden. In dat gesprek kan behandeling conform de Gedragscode aan de orde komen. Als de cliënt dat wenst, is er geen beletsel de zaak volgens de Gedragscode te behandelen.
Daarbij gaat de LSA ervan uit dat het slachtoffer altijd de mogelijkheid heeft om van de behandeling conform de Gedragscode af te wijken, als daarvoor redenen bestaan”.
De visie van letselschade-advocaten nu is dat er argumenten zijn om zich niet eenduidig te kunnen conformeren aan de GBL en SKL. Immers de eigen regelgeving van de advocatuur maakt het eigenlijk al zo dat de advocaat zich in alle opzichten zal inzetten voor een adequate behandeling van de zaak. Een koppeling naar bijvoorbeeld NPP, GBL of SKL richtlijnen zou de vrijheid van de LSA advocaat te veel kunnen beknotten.
Peter stelt de vraag of in de (letsel)praktijk van alledag zaken zoals driegesprekken nuttig, bevorderlijk of juist contraproductief zijn. Is maatwerk in een zaak niet belangrijker of verstandiger? Is het wel altijd verstandig om van ieder schriftelijk contact meteen een kopie aan het slachtoffer te verstrekken of zou er een tenzij-formule moeten bestaan. Is het wel realistisch te streven naar een afronding van een letselzaak binnen 2 jaar. Bij zwaar letsel en bij jonge slachtoffers is dat niet (altijd) verstandig. Gaat een ‘fatale’ termijn geen eigen leven leiden.
Beginsel 9: De verzekeraar is terughoudend bij het vragen van gegevens over de gezondheid en persoonlijke situatie van het slachtoffer. Hij is voorzichtig en
respectvol bij de interpretatie van die gegevens.
Ten aanzien van de beginselen over bijvoorbeeld de medisch adviseur in het letseltraject merkt Peter op dat in de praktijk van vandaag er al de nodige terughoudendheid bestaat over het opvragen van patiëntendossiers van slachtoffers. Daar moet dan al een medische bijzondere reden voor zijn. Volgens Peter gaat de jurisprudentie daarin verder dan de GBL. Peter is ook van mening dat hetgeen er wordt geschreven over de afwikkeling als er een medisch eindtoestand bestaat, breder moet worden gezien, namelijk dat er ook sociaal maatschappelijk, financieel en economisch een stabiele eindsituatie zou moeten bestaan.
Peter stipte nog beginsel 14 van de GBL aan.
Beginsel 14: Als omstandigheden moeilijk objectief vaststelbaar zijn, bespreken partijen wat zou kunnen gebeuren (scenario’s). Zij kijken hoe waarschijnlijk ieder scenario is. Naar rato daarvan bepalen zij de vergoeding.
Dat is een positieve insteek maar in de dagelijkse praktijk is dat in 90-95% van de gevallen al usance, aldus Peter.
Beginsel 18: Partijen beheersen de financiële en de emotionele lasten. Discussies over vergoeding van buitengerechtelijke kosten hebben geen invloed op de schadebehandeling en worden snel en efficiënt beslecht.
Peter benoemde in dit kader bijvoorbeeld de PIV afspraken en legde een verband met de NMA waar het gaat om het maken van vaste prijsafspraken. Los daarvan is over dit aspect nog wel ontwikkeling mogelijk bij de betrokken marktpartijen.
Tenslotte.
De toegang tot de rechter moet altijd open blijven. Peter wees in dit kader op:
Art. 17 Grondwet
Art. 6 EVRM
Dit aspect weegt zwaar voor de LSA. Peter ziet daarbij wel de nodige knelpunten in de kostensfeer en de capaciteit, tempo en deskundigheid van de rechterlijke macht.
Samengevat is de opvatting van Peter dat de GBL en SKL zeker positief kunnen bijdragen in het schaderegelingsproces bij letselschaden maar dat de LSA daarin haar eigen koers zal varen en conformering van de leden van de LSA, in welke mate dan ook, zal worden overgelaten aan de individuele LSA leden, die gehouden zijn aan hun eigen beroepreglementen en de Advocatenwet.
Inleiding Jaap Smit
Na de koffiepauze was de beurt aan Jaap Smit, voorzitter van de Stichting Keurmerk Letselschade en algemeen directeur van Slachtofferhulp Nederland. Jaap liet bij de aanvang van zijn inleiding merken dat Peter Langstraat zeker was geslaagd in het poneren van prikkelenden en provocerende stellingen/opvattingen. Jaap was van mening dat Peter de GBL teveel juridiseert en dat het de bedoeling is het stuk te hanteren als een middel om het proces van letselschaderegeling in positieve zin te beïnvloeden. Wat hem betreft gaat het niet zo zeer om de letter van de GBL als wel om “handelen in de geest van de GBL”. Dat en de reactie van Jaap gaven zeker cachet aan de inleiding en de discussie. Ook Jaap toonde zich bereid om tijdens zijn presentatie de discussie aan te gaan met de toehoorders.
Voortvloeiend uit het beeld wat was ontstaan in Nederland over de het proces van schaderegeling bij letselschade, ontstond ook de discussie welke partijen zich bezig houden met de behandeling van letselschade en in het bijzonder de belangenbehartigers. Welke waarborgen zijn er om de deskundigheid te bevorderen in de beroepsgroep. Jaap toonde zich verheugd dat uit de eigen gelederen van de beroepsgroep de initiatieven zijn voortgevloeid, die uiteindelijk hebben geleid tot het ontstaan van het Keurmerk Letselschade.
Waarom een keurmerk?
Kwaliteit zichtbaar maken
Uitbannen van slechte praktijken
Het bieden van waarborgen
Kwaliteitsimpuls in de branche
Het keurmerk zal uiteindelijk leiden tot het optimaliseren van de kwaliteit van de beroepsgroep die zich bezig houdt met het regelen van letselschaden. Dat is een proces wat nu wordt ingezet en dat zijn tijd nodig zal hebben. Het zal zeker leiden tot bewustwording binnen de beroepsgroep en het imago van de beroepsgroep positief beïnvloeden.
Waar komt dit keurmerk vandaan?
Vanuit de branche zelf
Initiatief van rechtshulpverleners en slachtofferorganisaties
Inbreng vanuit de branche
Breed draagvlak
Doordat de initiatieven uit de beroepsgroep zelf zijn voortgekomen en meteen volledig werd ondersteund door de slachtofferorganisaties is er inmiddels een breed draagvlak voor het keurmerk ontstaan. Jaap gaf aan dat hem dat positief heeft gestemd.
Wat houdt het keurmerk in?
Belang slachtoffer staat voorop
Advocatuur en expertisebranche
Rechtshulpverleners die uitsluitend voor slachtoffers optreden
Geen overlapping met GBL, wel onderlinge samenhang
Met betrekking tot de uitdrukkelijke opvatting dat het keurmerk alleen kan worden gevoerd door partijen die uitsluitend voor slachtoffers optreden ontstond een ferme discussie tussen Jaap en toehoorders in de zaal die van mening waren dat het niet uitmaakt of je in de ene zaak nu belangenbehartiger bent en in de andere zaak WA vertegenwoordiger. Ook vanuit de medisch adviseurs werd gediscussieerd over het aspect dat keurmerkhouders alleen gebruik mogen maken van medisch adviseurs die alleen voor slachtoffers werken. Ook de medisch adviseurs waren van mening dat het voor de kwaliteit en objectiviteit van hun medisch adviezen niet uitmaakt dat ze zowel werkzaam zijn voor slachtoffers als voor WA partijen.
Vanuit de Stichting Keurmerk Letselschade is, alles overwegende, besloten dat men van mening is dat letselschaderegelaars die uitsluitend werken voor slachtoffers het keurmerk kunnen verkrijgen en dat zij dan gebruik zullen moeten maken van medisch adviseurs die ook uitsluitend voor slachtoffers optreden. Daarmee is volgens Jaap het belang van het slachtoffer het meest gewaarborgd.
Wat houdt het keurmerk in?
Deskundigheid
Onafhankelijkheid
Communicatie
Integriteit
Jaap verleende een toelichting op deze onderdelen vanuit het perspectief van de belangen van slachtoffers die recht hebben op optimale behandeling van hun zaak.
Welke kosten komen erbij kijken?
Non-profit organisatie
Inschrijfgeld eenmalig € 250,-
Contributie € 250,- per fee-earner per jaar
Contributie maximaal € 1.500,- per kantoor per jaar
Subsidieaanvraag MvJ
Hoe ziet de keurmerkorganisatie eruit?
Bestuur
Directeur
College van Advies
Klachtenfunctionaris
Commissies
Het keurmerklogo
Het keurmerk vindt u op de site van de Stichting Keurmerk Letselschade.
Het logo mag worden gebruikt door belangenbehartigers die het Keurmerk Letselschade hebben verkregen. Dit kan worden aangevraagd bij:
Stichting Keurmerk Letselschade
Postbus 9091
3506 GB Utrecht
T 030 – 232 07 81
E info@stichtingkeurmerkletselschade.nl
I www.stichtingkeurmerkletselschade.nl
www.nisletsel.nl
www.lsa.nl
www.stichtingkeurmerkletselschade.nl