Op 9 april jl. vond onze maandelijkse bijeenkomst plaats te Assen. Om meerdere redenen ‘bijzonder’. Ten eerste omdat de SUR, gezamenlijk met Compander, voor de eerste maal optrad als onze gastheer.
Een zeer gastvrije ontvangst in een prachtig nieuw pand met een uitstekende maaltijd, bestaande uit een warm buffet, maakte de start van onze bijeenkomst tot een goede. Wij hopen in de toekomst nog eens van de gastvrijheid van de SUR en Compander gebruik te mogen maken!
Ten tweede, zij het minder ‘bijzonder’, omdat de bijeenkomst plaatshad op de 2e donderdag in de maand i.p.v. op de 1e donderdag van de maand. Desondanks en ondanks dat het juist voor Goede Vrijdag en Pasen viel, was de opkomst met 70-75 leden eveneens goed te noemen.
Ten derde omdat ook onze vice-voorzitter zijn eerste optreden had. Een (z)waar genoegen (voor hemzelf?)! Het ging ook hem goed af.
De vierde reden dat deze bijeenkomst een ‘bijzondere’ maakte en eveneens tot een goede maakte was de inleider: Prof. Dr. B. Smalhout, anesthesioloog.
Prof. Dr. B. Smalhout behoeft nauwelijks toelichting.
Hij was een bekend praktiserend arts, hoogleraar anesthesiologie en hoofd Instituut voor Anesthesiologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht en heeft tal van publicaties en boeken op zijn naam staan. Hij schrijft nog steeds een wekelijks column ‘Op het scherp van de Snede’ in de Telegraaf.
De titel van zijn presentatie luidde “Fouten in de geneeskunde”, door ons in de agenda vertaald als ‘medische missers’. Hierna volgt een impressie van deze presentatie, opgesteld door Leontine Taat.
Prof. Dr. Smalhout gaf aan, dat hij momenteel adviseur is van een advocatenkantoor op het gebied van medische letselschade. Hij wordt ingeschakeld om te beoordelen of en in hoeverre sprake is van een medische fout.
De problemen, waarvoor hij zich bij een dergelijke beoordeling gesteld ziet, zijn de volgende:
1. wat is c.q. valt nog onder een complicatie?
2. wat is al een fout?
3. wat is een menselijke vergissing?
4. wat is nalatigheid?
5. wat zou een ‘gemiddelde arts’ doen?
6. wie is verantwoordelijk voor wat?
Aan de hand van een scala aan dia’s presenteerde de heer Smalhout diverse voorbeelden van ‘medische missers’.
Zo liet hij een paar gevallen zien van [de gevolgen van] onjuist toedienen van verdovingsinfuus. Wanneer dit wordt toegediend in de slagader i.p.v. in een gewone ader is het gevolg necrotisme, ofwel: het afsterven van de hand e/o arm met amputatie als gevolg. Dit overkwam een calligrafiste (met haar dominante hand), alsook een moeder van 5 kinderen, die wat bijverdiende met naaiverstelwerk.
Een ander voorbeeld bestond uit mogelijke gevolgen van aspiratie. Dit is een medische term voor: maaginhoud dat in de longen komt. Het vormt een ernstige complicatie, dat zich bij een ernstig ongeval kan voordoen. Het kan echter, aldus de heer Smalhout, niet afgedaan worden als ‘onvoorziene complicatie’, zij het dat je over de juiste spullen en verstand van zaken moet beschikken. Dat houdt in dat tijdens een operatie van ander letsel de longen schoongemaakt moeten worden, omdat de luchtwegen dicht zitten doordat deze vollopen met maaginhoud; de patiënt stikt dus wanneer je de longen niet tegelijkertijd schoonmaakt.
Een volgend voorbeeld was dat van een Jehova-getuige met een goedaardige hersentumor.
Een Jehova-getuige weigert bloedtransfusie, behalve ’teruggave’ van het eigen [bijv. tijdens een operatie opgevangen] bloed. Nu het verwijderen van een tumor altijd bloedverlies tot gevolg heeft, wilde geen enkele arts haar opereren vanwege de weigering tot bloedtransfusie. Pas na 7 jaar had zij een arts gevonden, die haar wilde opereren. De tumor was toen enorm gegroeid, zodat een enorm bloedverlies te voorzien was. Desalniettemin werd bloedtransfusie nog steeds geweigerd. Nadat zij zelf met een notariële akte kwam, waaruit bleek dat zij dit weigerde en zij de artsen vrijpleitte, is tot operatie overgegaan. Helaas is zij 3 dagen na de [geslaagde] operatie aan extreme bloedarmoede overleden.
Dit was niet nodig geweest, namelijk enerzijds weliswaar wanneer zij bloedtransfusie niet geweigerd zou hebben, maar anderzijds wanneer men haar 6 jaar eerder geopereerd zou hebben.
Prof. Dr. Smalhout acht[t]e dit dan ook een voorbeeld van nalatigheid door 6 jaar lang te weigeren tot operatie over te gaan, terwijl er methoden bestaan om bloedsparend te opereren, zoals ’teruggave van eigen bloed’.
Het meest sprekende voorbeeld van de avond leek wel een weergave van de televisieserie ‘je zult het maar hebben’.
Het betrof een mooi meisje van 9 jaar met een iets verdikte kin. Dat bleek een kwaadaardige tumor te zijn. ‘Les 1 bij kwaadaardige tumoren’ is: ‘weghalen’! De behandelend artsen achtte dit voor een dergelijk jong meisje echter niet esthetisch verantwoord, omdat dit het verwijderen van de hele kin zou betekenen, hetgeen een erg mutulerend effect zou hebben. Er werd daarom besloten tot chemotherapie en bestraling. Een jaar later werd dit meisje door haar moeder het ziekenhuis ingereden met het verzoek haar te helpen. De dia die vervolgens getoond werd liet een tumor aan [of uit] de kin ter grootte van een skippybal zien. Het woog 10 kg; de rest van het lichaam van het meisje woog evenveel: de tumor had haar volledig uitgemergeld.
Men is tot operatie overgegaan. Deze verliep succesvol: de tumor kon volledig verwijderd worden. Het meisje was stabiel, doch kreeg plotseling en eigenlijk zonder bijzondere aanleiding een hartstilstand. Hoewel alle middelen tot reanimatie aanwezig waren, besloot men hiertoe niet over te gaan, omdat van het meisje na verwijdering van de tumor een ‘monster’ overgebleven zou zijn: haar halve gezicht, inclusief mond en tong, waren weg; zij zou twee ‘gaten’ ter hoogte van haar hals hebben: 1 voor de luchtwegen en 1 voor het toedienen van voedsel.
Zij stierf op de operatietafel. Hoewel haar moeder uiteraard verdrietig was, was zij blij dat haar dochter eindelijk van ‘het ding’ verlost was.
Wanneer de artsen direct tot operatie waren overgegaan, zoals ‘les 1 bij kwaadaardige tumoren’ “voorschreef”, had dit meisje niet hoeven sterven en zou zij m.b.v. plastische chirurgie een reconstructie van haar kin hebben kunnen krijgen.
De heer Smalhout deelde mede, dat ziekenhuizen (nog steeds!) volkomen onjuist reageren op het melden van fouten. Dat geldt overigens ook voor artsen zelf.
Het aantonen of toegeven van fouten wordt namelijk gezien als:
1. persoonlijk frustrerend;
2. juridisch riskant;
3. financieel nadelig;
4. carrière gevaarlijk en
5. prestigeverlies.
Wanneer fouten [eenmaal] gemeld worden en ‘in behandeling’ genomen worden, heb je te maken met tijdsverlies.
Je krijgt dan te maken met de nadelen van tijdsverlies:
• de herinnering moet meer exact zijn;
• archieven zijn ‘opgeruimd’;
• getuigen zijn verdwenen;
• apparatuur is vernieuwd;
• de klager is inmiddels overleden;
• de betreffende arts is niet meer werkzaam;
• medische verjaring;
• juridische verjaring.
Prof. Dr. Smalhout is zeer stellig in zijn visie omtrent mede-verantwoordelijkheid voor fouten van anderen of gedeelde verantwoordelijkheid: zijn artsen verantwoordelijk voor elkaar? Jazeker, aldus de heer Smalhout, zoals piloten in de cockpit dat ook zijn.
Niet zelden leidt een zaak inzake medische aansprakelijkheid tot een juridisch proces e/o het aanvragen van een deskundigenbericht.
Problemen van een getuige-deskundige zijn echter:
• objectieve gegevens ontbreken dikwijls;
• getuigen zijn vaak niet betrouwbaar (veelal vindt intimidatie door de directie van het ziekenhuis plaats);
• veel tijdsverlies tussen ‘ongeval’ en onderzoek;
• onduidelijk afgegrensde verantwoordelijkheden;
• psychologische druk van collega’s (in de bouw wel genoemd ‘matennaaier’, aldus de heer Smalhout);
• intimidatie van medisch personeel;
• vervalste medische documentatie;
• controversiële uitspraken van andere deskundigen;
• onduidelijkheden over het begrip “gemiddelde arts”.
Welke maatregelen bestaan er nou wanneer een arts ‘fout’ zat?
De heer Smalhout somde op:
1. hij krijgt een waarschuwing;
2. hij krijgt een berisping (dit wordt ook gepubliceerd);
3. hij krijgt een geldboete;
4. hij krijgt een schorsing;
5. hij wordt geschrapt uit het Register.
Maatregel 4 en 5 worden veelal uitgesproken bij klachten op seksueel gebied (…’maar als iemand het onjuiste [en nog enig gezonde] been amputeert, wordt ‘ie niet geschorst, maar krijgt ‘ie een berisping!’, aldus de heer Smalhout).
Tijdens een korte vragenronde moest geconcludeerd worden, dat er de laatste decennia toch ook wat ten goede gekeerd is: er komen meer advocaten, die weten wat er in de medische wereld speelt, die de medische taal kennen, een medisch verslag kunnen lezen en de juiste vragen weten te stellen. Zij weten evenzeer dat de directie van een ziekenhuis niet te vertrouwen is!
Ook de rechters raken beter geïnformeerd.
‘Medische fouten’ is m.a.w. een juridisch specialisme geworden.
Hiernaast merkte Prof. Dr. Smalhout op, dat er ook een verbetering vast te stellen is t.a.v. de te benoemen getuigen-deskundigen.
Vroeger (t.t.v. Mia Versluis, die slechts het ziekenhuis inging om haar hielen te laten reconstrueren, opdat zij mooie trouwschoenen zou kunnen dragen op haar huwelijksdag, maar op de operatietafel nooit meer uit haar narcose ontwaakt doordat zij in coma raakt en uiteindelijk overlijdt) werd nog geaccepteerd dat de getuige Prof. Cardioloog verklaarde dat het meten m.b.v. een ECG geen zin had [gehad], omdat de hartstilstand als ‘bliksemslag bij heldere hemel’ kwam en niet op een ECG gezien had kunnen worden. Nu wordt een dergelijke verklaring absoluut niet meer geaccepteerd!
Aldus werd de avond, na een beproeving van onze maaginhoud na het zien van diverse ‘onsmakelijke’, doch tegelijkertijd wel boeiende en verduidelijkende dia’s, afgesloten, waarbij Prof. Dr. Smalhout alle aanwezigen een fijn Paasfeest toewenste en onze vice-voorzitter de aandacht vestigde op onze volgende bijeenkomst: de excursie bij de KLPD op 8 mei aanstaande!