Inleiding Dr. Ph.J. Edixhoven: Knie- en enkelletsel (anatomie, behandeling, prognose etc) en de link met de letselschaderegeling.
Dr. Edixhoven, orthopedisch chirurg, is als expertise arts verbonden aan Medisch Centrum Dekkerswald te Groesbeek.
Tevens is dr Edixhoven actief in diverse werkgroepen, o.a. als voorzitter van de CIA ofwel Commissie Invaliditeit en Arbeidsongeschiktheid, maar ook in de WMSR ofwel de Werkgroep Medisch Specialistische Rapportages. De WMSR is een samenwerkingsverband van diverse beroepsverenigingen met als oogmerk het creëren van normen waaraan expertises moeten voldoen. Het WMSR kent o.a. een intervisiecursus, waarbij men elkaars rapporten beoordeelt aan de hand van normen. Het WMSR hoopt dat de samenwerking tussen de diverse disciplines in de toekomst kan leiden tot een opleiding tot expertise arts.
Dr Edixhoven startte zijn inleiding met de mededeling dat hij met name aan de hand van diverse cases de aspecten pre existentie en pre dispositie bij knie- en enkelletsels wilde toelichten, naast een korte algemene inleiding.
Algemeen kan gesteld worden dat een slachtoffer ingeval van een letselschaderegeling met wel erg veel partijen betrokken raakt. Zo is er niet alleen de “dader” en diens verzekeraar, maar ook de schaderegelaar en zijn advocaat. Daarnaast nog eens een scala aan behandelaars: de specialist, huisarts, fysiotherapeut, revalidatie arts, alternatieve therapeuten en als klap op de vuurpijl: de expertise arts.
Van de expertise arts wordt verwacht dat hij objectief is, echter dit verhoudt zich niet tot de opleiding tot arts, die leidt tot betrokkenheid bij de patiënt. Immers een arts wordt opgeleid om te helpen. De expertise arts dient dus “betrokken af” te zijn en onafhankelijk.
De expertise arts dient vervolgens de achtergronden te beschrijven. Op verrichtte handelingen van behandelend artsen geeft de expertise arts in basis geen kritiek. Als er een behandeling is die tot verbetering zou leiden, verwoord de expertise arts dit in de therapeutische suggesties.
Vervolgens onderzoekt de expertise arts of de gestelde klachten ongevalsgerelateerd zijn, of dat er wellicht sprake is van oude schade.
Tot slot zet de expertise arts zich aan het verwoorden van de prognose.
In de anamnese verwoordt de betrokkene zijn klachten. Hierbij zijn objectieve aspecten van belang, zoals simuleren of dissimuleren, maar ook subjectieve aspecten, zoals sociale problematiek, arbeidsproblematiek of al bestaande malaise.
Vaak worden klachten in de anamnese nogal geaccentueerd gebracht.
Als Edixhoven vindt dat het gaat om een lichte accentuering noemt hij dat in de Overweging niet. Bij de vragen beantwoording geeft hij de beperkingen op zoals hij vindt dat ze zijn, gelet op de objectieve omstandigheden zoals die bij betrokkene aanwezig zijn.
Betrokkene krijgt het rapport vervolgens in het kader van het blokkeringsrecht ter inzage. Het komt bijna nooit voor dat betrokkene zegt dat hij/zij vindt dat de beperkingen onvoldoende zijn weergegeven. Als hij/zij dat wel doet voegt Edixhoven de betreffende reactie van betrokkene bij het rapport, en vermeldt in de Overweging dat er sprake is van een discrepantie. Zijn antwoord op de vraag naar de beperkingen blijft uiteraard overeind. Het rapport kan daarna opnieuw voor blokkeringsrecht naar betrokkene. Edixhoven heeft het nog niet meegemaakt dat het rapport daarna wordt geblokkeerd.
In geval van een grote discrepantie tussen de beperkingen en de objectieve omstandigheden wordt dat altijd in de Overweging gemeld, en is er dus een groot verschil bij de vraagbeantwoording tussen de beperkingen zoals betrokkene ze aangeeft en zoals hij vindt dat ze zijn, gezien de objectieve omstandigheden.
De kern van de zaak is naar Edixhoven’s mening dat de expert bij de betreffende vraag de beperkingen opgeeft zoals ze werkelijk zijn, gezien feitelijke objectieve omstandigheden bij het onderzoek.
Overigens kan een expertise arts gebaat zijn met informatie over de toedracht van het ongeval, teneinde inzicht te verkrijgen over de impact en de energetica.
Dr Edixhoven vervolgde met een beschrijving van diverse cases, aan de hand van met name röntgenfoto´s en scan´s. Het voert te ver de cases te beschrijven, echter een paar van belang zijnde aspecten willen wij u niet onthouden:
Een fractuur in een onderbeen is vaak een algeheel letsel, dus ook van de weke delen, aderen en zenuwen.
Soms zijn fracturen niet te zien op röntgenfoto´s maar wel met behulp van een MRI of CT scan. Technetium scan´s zijn erg gevoelig en zeer lastig te interpreteren.
Als er klachten zijn die leiden tot het niet of onvoldoende belasten, dan leidt dit tot osteoporose, maar dan moet er ook sprake zijn van atrofie.
De knie is een zeer ingewikkeld gewricht. Kruisbanden zijn erg belangrijk. Een fractuur van een bovenbeen levert nog al eens achterste kruisbandletsel op. Achterste kruisbandletsel is mild, maar nauwelijks herstelbaar. Herstel kan alleen met “eigen” materiaal, niet met kunststof. Maar “eigen” materiaal wordt bij plaatsing eerst week, met als gevolg dat het nieuwe “eigen” materiaal uitrekt.
Voorste kruisbandletsel is makkelijker te herstellen. Wordt een voorste kruisbandletsel niet hersteld, dan is er risico op meniscusletsel.
Een MRI is een goede techniek om kruisbandletsel waar te nemen, maar een arthroscopie geeft een veel beter beeld.
Knieprotheses “doen het steeds beter” , beter dan heupprotheses. De minimale levensduur van een knieprothese, mits goed geplaatst, is zo´n 15 jaar.
Over botgenezing is eigenlijk weinig bekend. De botstofwisseling is erg ingewikkeld. Pas in de laatste fase van botgenezing wordt kalk aangemaakt. Er worden wel technieken toegepast om botaanmaak te stimuleren, maar deze zijn niet altijd succesvol. Het drinken van melk als stimulans is nauwelijks zinvol!
Afsluitend kan worden gemeld dat de inleiding (met plaatjes) zeer boeiend was, met voldoende ruimte voor vragen en discussie.