Inleiding door Dick Hogenkamp: WaArOm WIA?

In het eerste deel van de avond hield Dick Hogenkamp zijn lezing over de aanloop naar de komende WIA en de   strekking van de WIA, IVA en de WGA. Van deze  uitgebreide lezing met enorm veel informatie is geprobeerd onderstaand een korte weergave te geven. De redenen voor een nieuwe arbeidsongeschiktheidsstelsel zijn: – de betaalbaarheid, de aanspraken dienen te verminderen; – de concurrentiepositie, meer mensen langer aan het werk; – verschuiving in verantwoordelijkheid van overheid naar werkgevers/werknemers; – werk als centrale norm in bestaanszekerheid (ook voor arbeidsgehandicapten). De uitgangspunten  voor het nieuwe stelsel zijn het activeren van arbeidsgeschiktheid in plaats van het verzekeren van arbeidsongeschiktheid. Verder het treffen van een goede inkomensvoorziening voor hen die (echt) blijvend niet in staat zijn loonvormende arbeid te verrichten. Ook te komen tot een maximale arbeidsdeelname van (arbeidsgehandicapte) werknemers. Tot slot het stimuleren van werkgevers om gedeeltelijk arbeidsgeschikten in dienst te houden of te nemen ( zoals al met Poortwachter/REA). De meest recente wettelijke wijzigingen naar een nieuw stelsel zijn; twee jaar loondoorbetaling, afschaffing WAZ en een aanscherping van het schattingsbesluit (nu nog drie functies met drie arbeidsplaatsen te duiden). Het aangescherpte schattingsbesluit geldt voor zowel de oude als nieuwe WAO. De nieuwe WAO is de WIA: Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen. Lopende gevallen blijven onder de oude WAO vallen. Per 1 januari 2006 zijn er nieuwe regelingen voor personen die op of na 1 januari 2004 arbeidsongeschikt zijn geraakt. Onder de WIA zijn er tot nu twee regelingen, te weten IVA (Inkomensverzekering Volledig Arbeidsongeschikten) en WGA (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten). Een Extra Garantieregeling Beroepsrisico´s (EGB) is ook besproken, echter het kabinet ziet vooralsnog geen noodzaak tot invoering.

Begrippen in de WIA
– Referte-eis. Deze geldt alleen voor de loongerelateerde uitkering van de WGA (dus niet voor IVA, loonaanvullingsregeling of vervolguitkering) en is gelijk aan die van de WW (dus 26 gewerkte weken in de laatste 39 weken). NB op verzoek UWV is tot 1 januari 2008 alleen de leeftijd bepalend en dus nog niet het arbeidsverleden.
– Inkomenseis (loonaanvullingsuitkering). Wie werkt voor  tenminste 50 % van zijn resterende verdiencapaciteit heeft recht op de loonaanvullingsuitkering. Dit wordt afgemeten naar de feitelijk vastgestelde resterende verdiencapaciteit en dus niet, zoals bij de WAO, naar de arbeidsongeschiktheidsklasse. Overigens geldt dit niet voor een loongerelateerde uitkering voor volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikten.
– Maandloon, dit is gelijk aan 21,75 x het dagloon. Het dagloon is gebaseerd op het verdiende loon in het jaar voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid, geïndexeerd naar einde wachttijd, maar periodieken in de wachttijd tellen niet meer mee, dus historisch dagloon. Dit in tegenstelling tot de WAO waarvoor geldt loon dat verdiend zou worden op datum ingang WAO.
– Uitsluitingsgronden WIA zijn aan de orde als er al recht op een WIA of WAZO uitkering is of nog recht op een verlengde loondoorbetaling (als bijv de werkgever niet actief genoeg is geweest in de eerste twee jaar). Maar ook als er sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid bij aanvang verzekering of tijdens vrijstelling in verband met gemoedsbezwaren of rechtens van vrijheid benomen of niet woonachtig in Nederland en tot slot op de eerste dag van de maand waarin hij of zij 65 jaar wordt.

In het kort de IVA, inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten. De naam zegt het al, een verlies van verdiencapaciteit van 80 % of meer en geen herstel meer mogelijk of te verwachten binnen vijf jaar. De wachttijd is 104 weken, er is geen referte eis en de uitkering bedraagt 70 % van het maandloon. Een verkorte wachttijd is mogelijk, 26 tot 78 weken, door een flexibele keuring. De loondoorbetalingsverplichting van de werkgever blijft wel, maar de IVA kan hierop in mindering worden gebracht. De IVA wordt door het UWV uitgevoerd (voorlopig dus geen eigen risico dragers). Het kabinet heeft het plan om de uitkering op te trekken naar 75 % bij een maximale instroom van 25000 IVA´ers per jaar. Ingeval van een deel inkomen uit arbeid worden de verdiensten gecompenseerd door uit te gaan van het maandloon minus verdiensten, waarvan 70 % als IVA uitkering resteert. Betrokkene houdt dus 30 % van zijn verdiensten over. De IVA uitkering eindigt overigens bij een toename van de resterende verdiencapaciteit tot meer dan 65 % en onder restricties bij een toename naar 20 % tot 65 %.

Dan de WGA, werkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten. De WGA is bedoeld voor diegene die tenminste 35 % (was < 15% c.q. <25 %) arbeidsongeschikt is. De werkeloosheidscomponent is verdisconteerd in de WGA, dus geen recht op WW. Ook hier geldt de wachttijd van 104 weken. De WGA is bedoeld voor volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikten en voor deels arbeidsongeschikten die werken conform restcapaciteit of tenminste 50 % en voor diegenen die niet werken of beneden 50 % van de restcapaciteit. De WGA kent een
– loongerelateerde uitkering: 70 % maandloon, is inclusief ww component en inkomen uit arbeid wordt voor 70 % gekort. De referte eis geldt en de uitkeringsduur is nagenoeg gelijk aan die van de WW (van 6 maanden tot 5 jaar). Verder eindigt deze ingeval van uitsluitingsgronden (gelijk aan IVA), bij volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid en ingeval van < 35 % arbeidsongeschiktheid.
– loonaanvullingsuitkering: hiervoor geldt geen referte eis en geldt voor volledige maar niet duurzame arbeidsongeschiktheid. Tevens geldt deze voor diegene die voldoet aan de inkomenseis, dus tenminste 50 % verdient van zijn maatmanloon. Als het inkomen uit arbeid tussen de 50 % en 100 % is van de resterende verdiencapaciteit bedraagt de uitkering 70 % van het maandloon minus de resterende verdiencapaciteit en ingeval van inkomen uit arbeid gelijk aan of meer dan de resterende verdiencapaciteit dan 70 % van het maandloon minus de verdiensten. De uitkering eindigt bij een toename van de restverdiencapaciteit tot meer dan 65 %, of ingeval van niet langer voldoen aan de inkomenseis of ingeval van een uitsluitingsgrond.
– vervolguitkering: hiervoor geldt geen referte eis en kan alleen indien niet is voldaan aan de inkomenseis. De uitkering is op basis van het arbeidsongeschiktheidspercentage wat wordt losgelaten op het wettelijk minimum loon (of het maandloon als dit lager is) (nb dit staat overigens niet correct in de hand-outs weergegeven). Het uitkeringssysteem (bijv ao 35-45%, uitkering 28%) lijkt veel op dat van de WAO. De uitkering eindigt ingeval van een toename van de restverdiencapaciteit tot meer dan 65 %.

Als er sprake is van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35 % is er dus geen recht op IVA of WGA. De deels arbeidsongeschikte dient dan dus in principe bij de eigen werkgever te blijven werken, al dan niet met loonaanpassing. Als er geen werkgever (meer) is, dan WW of Wet Werk en Bijstand.

De uitvoering ligt in principe bij het UWV per 1 januari 2006. Volgend jaar wordt besloten over de mogelijkheid van private verzekering. In zijn algemeenheid doet het UWV altijd de (her-)keuringen, dus ook voor eigen risicodragers, al dan niet straks privaat herverzekerd en het UWV doet altijd de poortwachterstoets, claimbeoordeling, de vaststelling van het dagloon en het opleggen van sancties.

De consequenties van de WIA zijn: meer verantwoordelijkheid voor werkgevers en werknemers, meer werken loont altijd, reïntegratie nog belangrijker, individuele risico´s nemen toe en wellicht volgen hierdoor meer claims naar aanleiding van arbeidsgerelateerde klachten.

Inleiding door Rene Wildenburg: Actualiteiten Personenschade en aansprakelijkheidsrecht.

Rene Wildenburg refereerde aan zijn lezing van september 2003 waarin de werkgeversaansprakelijkheid centraal stond. In dit kader kwam aan de orde dat inmiddels duidelijk is dat de vrijwilliger ook de “werkgever” kan aanspreken ex 6:158 cq 7:611. Nog onduidelijk is of er sprake is van werkgeversaansprakelijkheid ingeval van een bedrijfsuitje.

Voor deze avond echter is het onderwerp causaliteit, schadeontwikkeling/ begroting en verkeersaansprakelijkheid.

Causaliteit dient gegeven te zijn, immers er moet een verband bestaan tussen de gedraging en schade. De hoofdregel is opgenomen in Rv 150, wie eist, bewijst! Tenzij er sprake is van een bijzondere wettelijke regel (6:99BW) of de redelijkheid en billijkheid aanleiding geven tot een omkering van de bewijslast. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als er schade ontstaat door twee gebeurtenissen. Rene Wildenburg gaf hierbij het voorbeeld van 3 jagers die samen gingen jagen. Twee ervan dachten een prooi te zien en schoten, de prooi bleek echter de derde jager. De aangeschoten jager kon zich tot beiden wenden voor de schade. Is er sprake van een overtreden norm (toerekenbare tekortkoming) en schade, dan is causaal verband gegeven.

Het toepassingsgebied van de omkeringsregel was de eerste jaren nogal onduidelijk. NJ 2004, 304 en 305 leerde dat causaliteit niet leidt tot schade(omvang). Er dient sprake te zijn van de conditio sine qua non en schending van een specifieke norm. In bedoelde arresten was er enerzijds sprake van een lekkende container bij verplaatsing, waarbij gewezen werd op het ontbreken van een keuringsplaatje. Het keuringsplaatje echter was geen grond, dat ziet op in/uitvoerregels en niet op voorkomen lekkage. In de andere zaak betrof het de vergunning voor een varkensboer tot uitbreiding die onterecht werd geweigerd. Echter het uitblijven van de vergunning was niet de oorzaak voor het niet kunnen uitbreiden van het bedrijf van de varkensboer, dit bleek het gevolg te zijn van zijn slechte financiële positie.

Uit NJ2004, 308 blijkt dat fybromyalgie niet als (zuiver)ongevalsgevolg wordt gezien, omdat er teveel onduidelijkheid is over de oorzaken hiervan in de huidige medische wetenschap. Volgens Rene Wildenburg zou dit ook toepasbaar zijn op whiplashklachten, omdat soortgelijke klachten ook als gevolg van andere oorzaken kunnen ontstaan, denk daarbij aan privé problemen of problemen op het werk.

Een opmerkelijk arrest is het Seresta arrest, NJ2004,307. Een zieke man krijgt van een waarnemend huisarts tijdens een avondbezoek seresta om te kunnen slapen, wel wordt een wekadvies aan de echtgenote gegeven, maar deze valt in slaap. De waarnemend huisarts vergeet telefonisch te informeren aan het einde van zijn dienst. De zieke man overleed, echter een post mortum onderzoek werd niet gedaan. De echtgenote spreekt de waarnemend huisarts aan, deze krijgt een waarschuwing van het Medisch Tuchtcollege en in de civiele zaak past de Rechtbank de omkeringsregel toe: ondeugdelijk advies, c.s.q.n. dus causaal verband met het overlijden is gegeven. Het Hof echter niet, omdat de overlijdensoorzaak niet bekend was, dus werd een bewijsopdracht gegeven. De Hoge Raad uiteindelijk neemt de weergave van het Hof over; bij een veelal algemene norm is er geen plaats voor de omkeringsregel.

In NJ 2001,649 is de omkeringsregel wel van toepassing, in die zaak wordt bij een kniearthroscopie antistolling vergeten. Het Seresta arrest geeft niet echt duidelijkheid over de toepassing van de omkeringsregel. Wel dat sprake dient te zijn van schending van een specifieke norm. De Hoge Raad meent dat op het gebied van het medisch aansprakelijkheidsrecht sprake dient te zijn van verdergaande terughoudendheid met de toepassing van de omkeringsregel.  Uit NJ 2002, 386 en 387 blijkt dat schending van de informatieplicht niet leidt tot de omkeringsregel, omdat het informeren geen bescherming geeft tegen risico´s verbonden aan medische behandelingen.

Het terugdringen van het toepassingsgebied van de omkeringsregel geldt niet in bijvoorbeeld het verkeer. HR 8-4-2005 leert dat de alcoholwetgeving in het verkeer een norm is die strekt ter voorkoming van een verkeersongeval, als zich dat dan toch effectueert (frontale botsing, een van de bestuurders was onder invloed) dan leidt dit tot toepassing van de omkeringsregel.

Schadebegroting en schade afwikkeling, Rb Amsterdam 1-12-2004 (6EVRM<->8EVRM): neem het slachtoffer zoals je hem of haar treft, maar hoe tref je hem of haar aan? Informatie over pre existentie werd geweigerd op grond van de privacy, echter de Rechtbank oordeelde dat het belang van de aansprakelijke partij in dit specifieke geval boven het privacy belang uitstrekt. Gedacht wordt dat dit leidt tot een trend dat meer informatie dient te worden verstrekt.

In dit kader memoreerde Rene Wildenburg nog Vehof/Helvetia: ten gunste van het slachtoffer en Van Sas/Interpolis: niet alleen rekening houden met goede, maar ook met kwade kansen. En Parijs Dakar, een door motorpech uitgevallen gehuurde motor, niet een verdeelsleutel op basis van aannames, maar op basis van uitgebreider onderzoek naar uitvalkansen, waarbij motorpechgevallen uitgesloten worden.

In het kader van de verkeersaansprakelijkheid verwijst Rene Wildenburg naar HR 22-4-2005: de wereld op zijn kop?! In die zaak botst een met groen verkeerslicht oprijdende automobilist tegen een door rood rijdende bromfietser. Gesteld wordt dat bij groen verkeerslicht toch rekening dient te worden gehouden met de niet zo onwaarschijnlijke fout dat een ander door rood licht rijdt. Tevens wordt de ernst van het letsel als billijkheidsfactor beschouwd. Dat de ernst van het letsel medebepalend is, is dogmatisch niet juist; dit verlegt het debat van de pure aansprakelijkheidsvraag naar discussie omtrent het letsel, maar wellicht is dit maatschappelijk acceptabel of wellicht gewenst?!

Afsluitend stelde Rene Wildenburg nog het schrappen van 185-3 WvW in 6:173-3BW aan de orde. 185-3 WvW beperkt de schade tot de waarde van het motorrijtuig, ingeval dit door een technisch mankement bijvoorbeeld van de weg raakt en een (onverzekerd) huis ramt. De wetgever wil deze beperking wegnemen. Van deze volledige risicoaansprakelijkheid profiteert niet alleen de particulier die niet verzekerd is, maar met name de Staat!