IS WHIPLASH AAN HET UITSTERVEN?
Een slachtoffer wil voornamelijk erkenning voor hetgeen hem of haar is overkomen[1]. Als er geen wetenschappelijke verklaring wordt gevonden voor zijn klachten en beperkingen en wordt op die grond (blijvend) letsel niet erkend, dan is er geen medische erkenning. Als het wettelijke bewijsrecht niet in zijn voordeel is, dan ontbreekt in zijn ogen (juridische) erkenning. Indien een letselschadeclaim niet wordt erkend, stoppen vanzelf de claims en dan ontstaat het beeld dat het verschijnsel niet voorkomt. Dit artikel spits zich toe op de vraag of whiplash in Nederland op termijn blijft bestaan, welke vraag kan uitgesplitst worden in de vraag of whiplashtrauma´s zich in de toekomst nog kunnen voordoen en hoe het met de erkenning van whiplash in Nederland is gesteld.
Technisch
Allereerst dus de vraag of whiplashtrauma´s zich het volgende decennia nog voor kunnen doen. Daartoe richt ik mij op de ontwikkelingen in de autobranche.
Het Britse Thatcham is vergelijkbaar met TNO. In Thatcham, participeren ook verzekeraars. Thatcham doet sinds 2004 testen met een BioRid whiplash dummy. Deze dummy is ontwikkeld om de belasting op de nek van een inzittende te meten. Uit onderzoek van Thatcham blijkt dat het gebruik van stijvere stoelen het risico op een whiplash verhoogt. Ook blijkt uit haar onderzoek dat de auto-industrie door de jaren heen toch nog steeds gebruik heeft gemaakt van dergelijke stoelen. Snel groeiende automerken zouden in 2008 nog te weinig wagens hebben met autostoelen, die bescherming bieden bij een botsing met lage snelheden.
Dan de cijfers. 49% van de autostoelen in de modellen van 2008 bieden weinig bescherming tegen whiplash, althans vallen buiten de categorie voldoende en goed. Ten opzichte van de modellen van 2005 is dat zelfs een stijging van 1%. De MVP’s doen het daarbij slecht: 30% van de modellen 2008 biedt weinig bescherming[2]. In 2010 is biedt 29% van de autostoelen van de in de markt zijnde nieuwe modellen een slechte tot matige bescherming tegen whiplash, 20% is acceptabel en 51% biedt een goede bescherming. Opvallend is dat in de categorie `slecht` niet alleen veel compacte auto´s zitten, maar ook bijvoorbeeld de Citroën C4 VTR, de Kia Sportage, de Lexus GS, de Volkswagen Sharan, de Jeep Cherokee, de Jaquar X (sport). Alleen bij de merken BMW, Volvo, Saab en Audi bieden alle typen goede bescherming. Dat maakt het verschijnsel whiplash nog steeds actueel.
Daarentegen is positief dat de autofabrikanten een systeem hebben ontwikkeld, waarbij de techniek ingrijpt als men te dicht een andere auto nadert. De auto neemt het dan even van de bestuurder over. Indien verzekeraars een fikse premiekorting zouden verstrekken bij de aanwezigheid van een dergelijk systeem, dan kan zij daarmee wellicht het gebruik van een systeem stimuleren en haar schadelast beperken.
TNO is sinds kort ook uitgerust met de BioRid whiplash dummy. Vanaf 2009 wordt ook daar het risico op een whiplash tijdens een kop-staartbotsing met lage snelheid beoordeeld. Mijns inzien is dit een signaal dat de technische onderzoeken tot dusver – bij gebreke aan een dergelijke dummy – niet voldoende betrouwbaar zijn om daaraan vergaande conclusies te kunnen verbinden ten aanzien van het kunnen ontstaan van een whiplash bij lage snelheden.
Op basis van de bovengenoemde feiten en recente onderzoeken zal in letselschadeland whiplash ook het komend decennia aan de orde zijn.
Whiplash in de medische wetenschap
Dan nu de vraag naar de erkenning van whiplash. Daarvoor behandel ik eerst de erkenning door medici en daarna de eerst de erkenning van whiplash in rechte.
Voor het medisch verband tussen het ongeval(mechanisme) en het letsel wordt advies ingewonnen bij medici. Deze worden gevraagd of op medische gronden de klachten en beperkingen tot het ongeval zijn te herleiden. Dit is het vraagstuk van de medische causaliteit.
De medische wetenschap is min of meer een exacte wetenschap: meten is weten. Kan de arts geen diagnose stellen anders dan dat er sprake is van niet-objectiveerbare klachten en beperkingen, dan wordt een keuringsarts dus gevraagd om uitsluitend op grond van door de patiënt zelf aangegeven klachten en beperkingen de toekomstige situatie te beoordelen. Dan gaat het veelal om de subjectieve beleving van het slachtoffer. Een dergelijke beoordeling valt buiten het vakgebied van een arts, die organisch bezig is. Hij zal terughoudend zijn om te stellen dat klachten en beperkingen blijvend van aard zijn als hij op zijn vakgebied de klachten en beperkingen niet kan verklaren. Indien er geen functiestoornissen en/ of beschadigingen waarneembaar zijn, is er voor artsen dan ook vaak geen reden beperkingen op te leggen en daarmee is er geen plaats voor enig blijvend functieverlies.
Bij whiplash kan er dan wellicht wel een evaluatie op basis van chronische cervicale pijn volgen. Alsdan kan een arts op grond van de AMA VI (chronisch pijnsyndroom) tot een pijngerelateerd functieverlies van maximaal 3% blijvende invaliditeit komen[3]. Echter, vermeldenswaardig is dat de limitering tot 3% bij een chronisch pijnsyndroom is ingegeven vanuit een compromis, omdat hogere percentages nog meer controverse zouden geven[4]. Dat laat zien dat over de waardering van whiplash door artsen onderling blijkbaar verschillend wordt gedacht.
De huidige richtlijnen van de Neurologen zijn gebaseerd op het CBO. Het CBO heeft op haar beurt aansluiting gezocht bij de Quebec Task Force. In die studie werd een slachtoffer hersteld verklaard na het staken van de schadevergoeding[5]. Dat verklaart wellicht dat de conclusie van de Quebec Task Force kon zijn dat het post whiplashsyndroom slechts een tijdelijk en herstelbaar karakter draagt.
Uiteraard speelt bij de waardering van whiplash ook de stand van de wetenschap een rol. Kijken we naar de stand van de wetenschap bij whiplash, dan ontstaat er thans het volgende beeld met betrekking tot de objectiveerbaarheid:
1. afwijkende cervico-oculaire reflex
Bij mensen met een post whiplashsyndroom is een afwijkend oog-beweging-signaal (afwijkend cervico-oculaire reflex) waargenomen. Het CBO heeft die afwijking reeds erkend als behorende bij een post whiplashsyndroom. Dus er is een en ander objectiveerbaar en als zodanig erkend. Toch wordt dit punt in letselschadeland niet meegenomen. Als dit een blijvende afwijking zou zijn, zou dat in de medische beoordeling van de zaak meegenomen moeten worden, want dan is het vaak ingenomen standpunt, dat een whiplashtrauma een (zeer) tijdelijke en herstelbaar karakter heeft, niet houdbaar.
2. celschade
Dr. Beijersbergen heeft aangegeven dat er bij een achterop aanrijding een versnelling van de nekwervelkolom en hersenen plaatsvindt. Dan kan er een uittrekking van de halswervelkolom plaatsvinden. Daarbij wordt een drukgolf opwekt in het vocht rondom het ruggenmerg en hersenen, wat schade blijkt toe te brengen aan het celmembraam. De cel sterft af.[6] Dat stemt wellicht overeen met hetgeen dr. Castro heeft waargenomen. Hij geeft aan dat een MRI, die direct na een ongeval wordt vervaardigd, veelal een vloeistofophoping in de nek laat zien[7]. Bij een kop-staart botsing zou dus – ook in het kader van onderzoek naar whiplash – wellicht een MRI in aansluiting na een dergelijke aanrijding gewenst zijn en in een Whiplash protocol moeten meegenomen worden. Echter, de meeste mensen worden door het ambulancepersoneel naar huis gestuurd en komen ze al bij het ziekenhuis, dan wordt er alleen gecontroleerd op breuken via röntgen-opnamen. Aan een MRI komt men vaak niet toe.
3. multifunctionele MRI
Tot slot is ook gebleken dat anatomische veranderingen in de nek, hals en hersenen zijn vast te stellen met een multifunctionele MRI[8]. Een MRI – aansluitend op een (vermoedelijk) nektrauma – is dus wenselijk. Vanwege het kostenaspect en de schaarse beschikbaarheid is dat niet het beleid van een ziekenhuis.
4. beschadiging spieren en banden
Indien een geweldsinwerking op de halswervelkolom beschadigingen van spieren en banden inhouden[9], dan is het van belang te weten of en in hoeverre dergelijke beschadigingen in de weke delen geobjectiveerd kunnen worden. Kan dat niet gemeten worden, hetgeen mij ten ore is gekomen, dan kunnen beschadigingen aan spieren en banden dus eventueel wel bestaan. In dat geval is derhalve niet met zekerheid te stellen dat er geen blijvende klachten en beperkingen kunnen bestaan.
Bij medische causaliteit gaat het, zo gezegd, over het op medisch gebied kunnen duiden van (blijvende) klachten en beperkingen. Oogreflexonderzoeken en MRI’s na een ongeval zou wellicht het whiplash syndroom in een ander perspectief plaatsen, namelijk dat van (blijvend) objectiveerbaar letsel. Ook onderzoek op micro-niveau (celniveau) kan in dat kader wellicht van belang zijn.
Kan niet met zekerheid uitgesloten worden dat er eventueel (blijvende) schade kan zijn ontstaan en/of bestaat daarover binnen medische vakgroepen nog discussie of onduidelijkheid, dan kunnen die klachten en beperkingen dus niet of niet voldoende geduid worden. Daarmee kan een slachtoffer nog wel uit de voeten. Als aan het niet kunnen duiden de gevolgtrekking wordt verbonden dat er geen sprake kan zijn van blijvende klachten en beperkingen daarentegen niet. Want als een bevinding niet zeker is, dan kan een daaruit getrokken conclusie ook niet zeker zijn. Als niet zeker is of iemand buiten bewustzijn is geweest, is immers ook niet de conclusie gerechtvaardigd dat er geen hersenschudding opgetreden kan zijn. Die conclusie kan pas getrokken worden als vaststaat dat er geen bewustheidverlies is opgetreden.
Daarbij komt dat moeilijk is uit te leggen dat Nederlandse beroepsverenigingen vroeger bij whiplash nog tot een percentage blijvende invaliditeit konden komen en thans opeens geen percentage toekennen, terwijl het letsel nog steeds niet objectiveerbaar is. De benadeelde voelt zich dan vaak in zijn klachten en beperkingen medisch niet erkend.
Omdat bij whiplash in Nederlandse orthopedische en neurologische richtlijnen uitgegaan wordt van geen blijvende klachten en beperkingen, kan wellicht gezegd worden dat whiplash in Nederland momenteel door veel medische disciplines niet meer wordt erkend. Niet zeker is echter of die richtlijnen nog aangepast gaan worden en weer erkenning gaat komen, nu de AMA VI daartoe wel uitnodigt.
De juridische weerslag
Naast de medische invalshoek is er ook de juridische. Het gaat dan om juridische causaliteit ex 6:98 BW. Als klachten en beperkingen op medische gronden niet tot het ongeval te herleiden zijn, moet nog de vraag beantwoord worden of deze klachten en beperkingen evenwel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid aan het ongeval toegerekend kunnen worden. Dit toerekeningvraagstuk betreft de juridische causaliteit.
De Hoge Raad oordeelde in de zaak Zwolsche-De Greef[10] dat aan het bewijs van causaal verband tussen een ongeval en de gestelde letselschade niet al te hoge eisen mogen worden gesteld. Het ontbreken van een specifiek, medisch aantoonbare verklaring voor klachten en beperkingen hoeft niet in de weg te staan aan het kunnen aannemen van een juridisch oorzakelijk verband, aldus de Hoge Raad. Bestaan de klachten daadwerkelijk en kunnen die, mede gelet op de toedracht van het ongeval, redelijkerwijs aan het ongeval worden toegeschreven, dan is er de juridische causaliteit[11]. Het oordeel van de Hoge Raad is in veel vonnissen en arresten herhaald. Geoordeeld wordt dat het enkele feit, dat de artsen geen medisch substraat hebben gevonden voor de door appellant gestelde pijnklachten, niet meebrengt dat er geen sprake zou zijn van letsel en/of vanuit het letsel voortvloeiende beperkingen[12]. Er hoeft dus geen sprake te zijn van medische causaliteit om toch van juridische causaliteit te kunnen spreken[13].
Bij schending van verkeers- en veiligheidsnormen is daarbij nog van belang dat er een ruimere (juridische) toerekening is. Klachten en beperkingen worden dan zelfs aan het ongeval toegerekend als ze niet in de normale lijn van de verwachte aandoeningen liggen en/of medisch niet rechtstreeks tot het ongeval zijn te herleiden[14]. Sterker nog, een enkele rechter durfde zelfs te stellen dat in whiplashzaken onder voorwaarden de omkeerregel mag worden toegepast[15]. Dus alle reden om geen zorgen te hebben met betrekking tot standpunten met betrekking tot de medische causaliteit, omdat de benadeelde op juridische gronden wel weer erkenning krijgt?
Nee, dat niet. Er zijn ook andere uitspraken. Zo heeft de rechtelijke macht zelf ook soms moeite met het verschil tussen de medische en de juridische causaliteit en raakt zij in de war van verschillende medische richtlijnen, zo blijkt uit de uitspraken van het Hof Amsterdam van 29 april 2008 en van het Hof Den Bosch van 12 februari 2008[16]. De wijzigingen van de richtlijnen en de verschillende causaliteiten kunnen maken dat een benadeelde met whiplash rechtens geen erkenning krijgt.
Conclusie
Er zijn nog steeds te veel auto´s op de weg, die geen of weinig bescherming bieden tegen het kunnen ontstaan van een whiplash. En er zijn ook te weinig auto´s op de weg die tegen het ontstaan van een kop-staartbotsing bescherming bieden. Whiplashtrauma´s zijn daarom vooralsnog niet uitgesloten.
Wordt whiplash medisch en/of juridisch niet erkend, dan zullen er op termijn ook geen claims meer zijn. Maar als niet met zekerheid is te stellen dat er geen medisch en/of juridisch causaal verband tussen het ongeval en de (blijvende) klachten en beperkingen aan de orde kan zijn, is de vraag of het slachtoffer wel recht wordt gedaan. Zijn/haar whiplash wordt dus ontkend, terwijl op basis van mogelijke causaliteit eigenlijk een goede grond voor die ontkenning ontbreekt. Gesteld wordt dan dat de wereld plat is, behoudens de door het slachtoffer te leveren tegenbewijs. Nu er factoren zijn die maken dat het best zo kan zijn dat de wereld rond is, pleit ik voor een omkering van de bewijslast. Dit klemt te meer, nu het slachtoffer meestal geen schuld aan het ongeval, maar door de bewijslast een secundaire victimatisering ervaart. Die omkering kan daarnaast onderzoeken en whiplash-vermijdende technieken stimuleren, zodat we op dat punt ook verder komen.
Kortom: zolang whiplashtrauma nog aan de orde kunnen zijn en zolang er op medisch en juridisch vlak er nog open einden, hiaten en tegenstrijdigheden zijn, zal whiplash medici en juristen voorlopig nog bezighouden en is whiplash voorlopig nog niet uitgestorven. Ik hoop met dit artikel aan de discussie over whiplash te hebben bijgedragen, maar vooral te hebben laten zien dat de wereld niet plat hoeft te zijn.
Mevr. mr. S.C. van Veldhoven
Personenschade-expert/advocaat bij Berntsen Mulder Advocaten te Alphen aan den Rijn
© copyright by mr. S.C. van Veldhoven, december 2010
[1] Zie biivoorbeeld het onderzoek verricht door prof. dr. Akkermans in het kader van Wetsvoorstel Affectieschade in PIV/bulletin 2007, nr. 7. Daaruit bleek dat erkenning door de wederpartij en omgeving door slachtoffers als zeer gewichtig wordt ervaren.
[2] Zie M. Avery, whiplash and car design, blad en jaar publicatie niet bekend, vermoedelijk 2005 en www..thatcham.org.
[3] Zie onder meer dr. E.H.M. van den Doel, Whiplash en de neuroloog, TVP 2008, nr 1, pag 1 en Column van dr. H.J. Gelmers, PIV-bulletin 2008, nr 3.
[4] Zie dr. E.H.M. van den Doel, Whiplash en de neuroloog, TVP 2008, nr 1, pag 3
[5] zie onder `crash test studies` en `biomechanical studies` in `A review and methodologic critique of the literature refuting whiplash syndrome` van prof. dr. M.D. Freeman, dr. A.C. Croft, prof. M. Reiser, e.a. op www.whiplash101.com.
[6] Lezing dr. Beijersbergen op de KSU-themadag PSW d.d. 29-9-2008
[7] PIV-bulletin 2008-1, prof. dr. med. W.H.M. Castro, whiplashproblematiek in de keuringssituatie, pag. 12
[8] KSU-themadag PSW d.d. 29-9-2008
[9] Zie dr. E.H.M. van den Doel, Whiplash en de neuroloog, TVP 2008, nr 1, pag 1
[10] HR 8 juni 2001, NJ 2001, 433
[11] Zie Rb. Arnhem 13 april 2005 LJN AT5929, 117594
[12] Zie in die zin Hof Den Bosch 6 mei 2008 HD 103.004.244, PIV kennissite: r.o 4.22, Hof Leeuwarden 10 augustus 2010 LJN BN3975 , r.o. 9 en Rb. Breda 17 december 2008 LJN BG7505, r.o. 3.5-3.6 alsmede Hof Den Haag 8/4/2008 LJN BC9236 C07/460: r.o. 8 en Rb Arnhem 13 april 2005 LJN AT5929
[13] Zie ook PIV-bulletin 2008, nr. 5/6: mevr. G. Vogeler, Een mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest (onder conclusie) en Prof. A.J. Akkermans, te kennen uit PIV-bulletin 2008, nr. 5/6
[14]Zie bijv. Hof Amsterdam 24-7-2003 NP 2003, blz. 8, Zie in die zin ook Rb. R´dam 6/2/2008 LJN BC 6460, 247838-HA ZA 05-2894 en noot 16.
[15] Rb. Den Bosch 18 juni 2003 NJ Kort 2003,78
[16] Hof Amsterdam 29-4-2008 104.004.098 PIV-kennissite en Hof Den Bosch 12-2-2008 LJN BC4873 C0600857.
Zo ook Hof Den Bosch 6 mei 2008 (HD 103.004.244 PIV-kennissite). Daarin gaat het Hof uitsluitend uit van medische causaliteit uit als zij aangeeft het oordeel van een neuroloog tot het zijne maakt dat op grond van de richtlijnen van de NVvN geen postwhiplashsymdroom valt te duiden en dus niet bewezen acht dat de subjectieve klachten ongevalsgevolg kunnen zijn (r.o 4.24- 4.30). Zij geeft enerzijds aan dat het niet gaat om de kwalificatie van klachten, maar om de vraag of deze klachten op medische gronden als ongevalsgevolg kunnen worden beschouwd en grijpt terug op het rapport van de neuroloog dat gebaseerd is op de NVvN richtlijnen (r.o 4.40).
3 reactie(s) op ”Is Whiplash aan het uitsterven? – Sandra van Veldhoven”
-
dinsdag 1 maart 2011, hans van ingen :
ik heb een whiplash ben in behandeling geweest bij de J.B.I in Amsterdam nu moest ik voor een keuring bij de UNV alles wordt van tafel geveegd draag een speciale prisma bril en er gaat geen dag voor bij dat ik er geen last heb en ik moet bewijzen dat ik iets heb nu zoek ik een neuroloog die alles van whiplash weet die mij wil onder zoeken want de neuroloog die ik bezocht heb die zij tegen me whiplash bestaat niet wie kan mij helpen -
maandag 14 maart 2011, test:
test -
donderdag 12 mei 2011, Veldhoven, S. van:
Heer Van Ingen, Ik zou zeggen: zoek een andere neuroloog. Ik ga ervan uit dat u een belangenbehartiger in de hand heeft genomen. Die kan bij zijn/haar medisch adviseur nagaan welke neuroloog welke neurologen niet alleen maar deken in de trant van meten is weten en whiplashklachten wel serieus nemen. Er bestaat nota bene een Whiplashprotokol voor de bahnadeling van een whiplash, dus vele artsen hebben blijkbaar hun ogen er niet voor gesloten.