De waarden van de Gedragscode Behandeling Letselschade: dromen of realiteit?

Deel 3: De GBL bij het bewijs en de omvang van de schade.

In de Gedragscode Behandeling Letselschade staat het slachtoffer centraal. Op betrokkenen in het letselschadeproces rust de morele plicht om de waarden van zelfbeschikking, gelijkwaardigheid, wederkerigheid en respect hoog te houden. Daarbij gelden op haar beurt de waarden van respect voor gezondheid en privacy, oprechtheid, vertrouwen en moed. Mooie woorden, maar wat betekenen deze waarden in de praktijk? In dit laatste deel van de trilogie komen wat praktijken en punten aan bod met betrekking tot de bewijspositie en de bepaling van de omvang van de schade aan bod.

Discriminatie

In mijn artikel in het Assurantiemagazine van 10 maart 2006 [1] constateerde ik reeds discriminatie van vrouwen in de letselschade. Daarbij wees ik op het gevaar van gebruik van statistieken voor de bepaling van toekomstige schade. In gebruik van cijfers van een generatie eerder schuilt het gevaar dat (huidige en voorzienbare toekomstige) ontwikkelingen worden overgeslagen.

In het najaar van 2012 bleek het bovenstaande ook uit verkennend onderzoek door de Commissie Gelijke Behandeling (thans: College voor de Rechten van de Mens). Stereotype denkbeelden, ongefundeerde verwachtingen en algemene dan wel verouderde statistieken brengen vrouwen in een slechtere bewijspositie, zelfs al zou dit niet (direct) tot verschil in uitkering leiden, aldus de commissie.

In een eerder oordeel [2] had de Commissie ook al een verboden onderscheid van geslacht geconstateerd, namelijk de rol van een (hypothetische)kinderwens in een regelingsvoorstel van 5 mei 2009 van een verzekeraar. Alle verwijzingen naar algemene statistieken ten spijt, constateerde de Commissie dat bij de desbetreffende verzekeraar een (vermoeden van een) kinderwens bij vrouwen in veel gevallen aanleiding zal zijn tot matiging, terwijl dat bij mannen zelden tot nooit het geval zou zijn. Indien echter niet uitgesloten kan worden dat een (hypothetische) kinderwens een rol heeft gespeeld bij de letselschaderegeling, is er sprake van een (indirect) verboden onderscheid naar geslacht, zo is de boodschap van de Commissie. Maar dat was 2009 en we leven nu in 2013: Is het niet punt van zorg dat dit verboden onderscheid toch al jaar in en uit wordt gemaakt en er dus jarenlang op onrechtmatige wijze (inkomens)schade wordt vastgesteld? Wordt het niet tijd om dit glazen plafond daadwerkelijk en voorgoed te doorbreken en recidive te elimineren?

Respect en de bewijslastverdeling bij matiging schadevergoedingsplicht

Indien een verzekeraar stelt dat klachten en beperkingen niet langer dan een paar maanden kunnen bestaan, zonder dat van die stelling onomstotelijk bewijs wordt overgelegd, stelt de verzekeraar in principe dat een slachtoffer liegt of simuleert, indien deze langer dan een paar maanden klachten en beperkingen ervaart. Daarmee komt het respect naar het slachtoffer in het gedrang. Je moet dan als verzekeraar toch wel zeker zijn van je zaak, want je stelt nogal wat. Het gaat dan niet meer om de vraag of het ongeval bepaalde klachten en beperkingen heeft veroorzaakt, maar over de duur van deze klachten en beperkingen en daarmee de looptijd van de schade. Grondslag van het bewijsrecht is: wie stelt, bewijst. In art. 150 Rv. staat immers:

De partij, die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, draagt de bewijslast van die feiten of rechten, tenzij uit enig bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere bewijslast voortvloeit.

In art. 150 Rv. staat dus niet: wie eist (wie vordert), bewijst. Te verdedigen valt dus dat in het bovengenoemde geval de verzekeraar een gestelde beperking c.q. matiging van zijn schadevergoedingsplicht moet motiveren en met bewijs moet onderbouwen in die zin dat de  verzekeraar bewijst dat dit slachtoffer geen klachten en beperkingen meer kan hebben. Anders staat het slachtoffer geenszins centraal: hem wordt impliciet gezegd een leugenaar of simulant te zijn, waarmee secundaire victimisatie om de hoek komt kijken.

Conclusie

De conclusie is in deze trilogie over de waarden van de Gedragscode Behandeling Letselschade is steeds dat de letselschadepraktijk nog impulsen kan gebruiken. De waarden uit de Gedragscode Behandeling Letselschade zijn nog geen algemeen gemeengoed en realiteit: de kernwaarden hebben in de schaderegeling wellicht nog meer aandacht nodig. Blijven we daarover dromen of wordt het helemaal werkelijkheid? Dat is dus mede aan u en mij.

Mw. mr. S.C. van Veldhoven, re

Advocaat

Van Veldhoven Advocatuur

 

Zie ook:

Deel 1: De GBL in de aansprakelijkheidsvraag en bij het uitwisselen van informatie.

Deel 2: De GBL in de driehoeksrelatie slachtoffer-belangenbehartiger-verzekeraar.

 

 


[1] Mr. S.C. van Veldhoven in AM 10 maart 2006: ‘Discriminatie van vrouwen bij vergoeding van letselschade?´

[2] Uitspraak CGB 2009-117